h

Thema-avond SP: “Landbouw lekker dichtbij” geslaagd!

10 oktober 2009

Thema-avond SP: “Landbouw lekker dichtbij” geslaagd!

De SP heeft afgelopen vrijdag in samenwerking met de LLTB en het Citaverde College de spotlights gezet op “Land- en tuinbouwproducten: lekker uit de eigen streek!”. Vanuit meerdere zijden werd door sprekers John Verhoijsen (van de LLTB), Bart Soldaat (Wageningen Universiteit), SP-kamerlid Hugo Poldermann, Gerard Titulaer (Gebiedscoöperatie Oregional) en Michael van Rengs (fractievoorzitter van de SP in de gemeenteraad van Horst aan de Maas) aangegeven wat het belang is van producten uit de streek en andere diensten op het platteland (zorgboerderijen, recreatie/toerisme en natuur/landschapsbeheer).
De door chefkok Ardie van Helden bereide maaltijd werd door de vele SP-vrijwilligers uitgeserveerd aan de tafels van de deelnemers aan de dinerbijeenkomst.
Ondertussen genoten de deelnemers aan de dinerbijeenkomst van een heerlijke maaltijd, bereid op basis van streekproducten, door chef-kok Ardie van Helden. Hierbij een uitgebreid verslag van de dinerbijeenkomst.

Nadat Paul Geurts, voorzitter van de SP-werkgroep Land- en Tuinbouw Noord-Limburg, iedereen welkom had geheten, kreeg John Verhoijsen het woord.

John Verhoijsen
Verhoijsen is LLTB-bestuurslid met in zijn portefeuille "Multifunctionele landbouw", waaronder kampeerboerderijen, boerderijwinkels, streekproducten, recreatie, zorgboerderijen etc. Verhoijsen ging in op de vraag waar de kansen liggen van regionale landbouwproductie en hoe knelpunten zijn op te lossen, om op die manier de landbouw een stapje verder te helpen. Hij stelde dat er op deze dinerbijeenkomst mogelijkheden lagen om te denken buiten de gebaande paden. En dat juist met andere partijen, die heel anders tegen de agrarische sector aankijken. Hij ging er van uit dat de uitnodiging aan hem betekent dat de SP open staat voor zijn verhaal. "Er zijn ook boeren in de zaal, dus er zijn al lijnen gelegd", zo concludeerde Verhoijsen. Hij vervolgde zijn verhaal met een powerpointpresentatie (zie bijlage). Samengevat stelde hij dat boeren mee moeten groeien in een veranderende samenlevingdie aandacht vraagt voor goed, gezond, lekker en veilig voedsel. "Wanneer het over voedsel gaat", zo stelt Verhoijsen, "dan gaat het ook over prijzen. En over de verschillen in opbrengstprijzen en prijzen in de supermarkt". Die verschillen zijn onrechtvaardig groot. Vervolgens spitst de LLTB-spreker zijn verhaal toe op streekproducten, die binnen de sector vallen onder de noemer "Multifunctionele landbouw". Bij Multifunctionele landbouw gaat het om bedrijven die een link hebben met de omgeving en waarde toevoegen aan het platteland. Dat levert vitaliteit op en een diverse sector. Daarmee is de landbouw in staat een visitekaartje af te geven richting de maatschappij. "Dat is hard nodig omdat het aantal boeren afneemt", aldus Verhoijsen.

Streekproductie, recreatie en toerisme bieden de burger iets aantrekkelijks. Ook zorgboerderijen nemen een grote vlucht. Dit alles biedt ons perspectief voor de toekomst. Ook boerderij-educatie, natuur en landschapsbeheer vallen onder multifunctionele landbouw. In tegenstelling tot sprekers na hem is Verhoijsen er van overtuigd dat streekproducten "slechts" een nichemarkt vormen, met eigen doelen. Het hanteren van de term "regioproducten" is beperkend. Immers, de consument wil ook een banaan kunnen kopen en de nederlandse boer exporteert zijn producten ook. Wat Vehoijsen betreft gaat het er vooral om hoe het product is geproduceerd. Duurzaam en verantwoord is wat hem betreft belangrijker dan de regio waar het vandaan komt.
Nederland produceert goede producten. Omdat we vooral grote volumes produceren en exporteren, zijn we in staat te investeren in belangrijke technieken en innovaties. Die zijn hard nodig als antwoord op de maatschappij die steeds meer duurzame, verantwoorde en gezonde producten verlangd..
Verhoijsen constateert dat de distributie en vermarkting voor streekproducten een belemmeringen vormen. De oplossing hiervoor is te kijken of je het aanbod kunt clusteren op plaatsen waar veel consumenten komen. De Floriade biedt hiervoor perspectief. Het ministerie van LNV heeft een “Taskforce multifunctionele landbouw” ingesteld. Dat streekproducten, als nichemarkt, uitgroeit tot een volwassen markt, lijkt Verhoijsen een brug te ver. Regioproducten zijn interessant voor een individuele ondernemer. Maar om winstgevend te zijn voor de economie is deze tak te beperkt. de schaalgrootte in de landbouwsector blijft doorzetten en daar moeten we - zo stelt Verhoijsen - de ruimte voor geven. Dat immers stelt de landbouw in staat milieubewust en duurzaam te produceren. Tot slot spreekt hij de hoop uit dat de combinatie met de primaire landbouw doorgezet kan worden en daarbij hoopt hij ondersteund te worden door de SP.

Op de vraag uit de zaal of de LLTB streekproducten ziet als "lust" of als "noodzaak"voor de boer, antwoordt Verhoijsen dat het tien tot vijftien jaar terug wel begonnen is als noodzaak. Sommige ondernemers zochten toen extra inkomen om het uit te zingen tot ze het bedrijf zouden stoppen. Die tijd is echter al lang voorbij. Multifunctionele landbouw ontwikkelt zich door en ondernemers maken bewust keuzes. Ondernemers zien kansen.

Naar aanleiding van de opmerking van John Verhoijsen over de onontkoombare ontwikkeling naar schaalvergroting in de landbouw merkt André Vollenberg, voorzitter van Behoud de Parel uit Grubbenvorst op dat we in Horst aan de Maas wonen in een toeristische omgeving. Als Verhoijsen de agrarische sector ziet als het visitekaartje voor het platteland, welke oplossing ziet hij dan, als toeristen langs een grote stal komen en zich afkeren van de streek. Dan is het visitekaartje weg. Verhoijsen: "Iedereen weet dat je koeien ruikt als je langs een stal rijdt. Net als dat je bij een bakker brood ruikt. Het hoort bij het platteland en is onderdeel van ontspanning en recreatie".

Jan Jansen, lid van de werkgroep Land- en Tuinbouw Noord-Limburg gaat in op de opmerkingen van Verhoijsen over de Taskforce van het ministerie. Hij beschout die Taskforce als "theoretisch". Janssen vertelt dat hij een biologisch bedrijf heeft. "Ze leggen voor ons de lat steeds hoger en we blijven daar tegenaan lopen. Wat doet de LLTB voor ons?" Verhoijsen: "De invloed van de Taskforce is inderdaad klein. De LLTB heeft geprobeerd binding te maken vanuit de regio. Als organisatie onderhouden we contacten en leggen we de vragen die hier leven op hun bordje en we kijken of we geld kunnen krijgen". Iemand uit de zaal reageert: "Ik zie die Taskforce meer als afremming". Verhoijsen: "Inderdaad. Als alles alleen vanuit het Haagse werd gestuurd, dan was dat zo. Maar zij gebruiken de LLTB om van onderop ontwikkelingen op gang te brengen en ik vindt dat ze dat goed doen. Ik ben daar best positief over".

Bart Soldaat
Bart Soldaat vervangt Jan Douwe van der Ploeg, hoogleraar rurale sociologie aan Wageningen Universiteit. Soldaat heeft gestudeerd bij Van der Ploeg en runt zijn eigen adviesbureau voor plattelandsprojecten.
Soldaat roept de vraag op: Wanneer gaat het streekproduct nu eens doorbreken? En waarom gebeurt dat niet? De Taskforce heeft 5 miljard euro, volgens andere cijfers misschien wel 9 miljard beschikbaar. Maar het wil maar niet van de grond komen. Ter illustratie heeft hij een Parmezaanse kaas meegenomen en een rauwmelkse boerenkaas uit het Groene Hart. Hij vraagt: Waarom krijgen Italiaanse boeren 10 cent meer voor hun Parmazaanse kaas? En waarom betalen consumenten daar meer? Waarom is daar wel een grote markt?
Hij heeft er over nagedacht en kwam tot de conclusie dat alles draait om onderscheidend vermogen. Hij heeft tien factoren op een rijtje gezet, die een product kunnen onderscheiden van de rest.
In Italië maken boeren gebruik van lokale kennis. Achter de kaas zit jarenlange lokale kennis, opgebouwd uit lokale omstandigheden. Flora, fauna, grondsoort, klimaat etc. een ander onderscheidend vermogen: verwerking in de streek op een ambachtelijke manier. Verkoop geschiedt niet in bulk, maar via korte directe ketens in de streek. Dat is het primaire afzetgebied. 90 procent van lokale producten blijft in de streek. In nederland is "eerste kwaliteit" een exportproduct. In Italië gaat juist de mindere kwaliteit naar het buitenland. Het streekproduct heeft in Italië een vaste plek in de keuken, binnen een culinaire beleving. Gaat het om het product zelf dan moet je bij wijze van spreken het gebied kunnen proeven in het product.
Ook in prijs is een streekproduct onderscheidend. Parmezaanse kaas is een stuk duurder. Een kwestie van vraag en aanbod. Maar: ook kwaliteit heeft een prijs. Bij een te lage prijs denkt de consument al snel: dat kan niks zijn.
Daarnaast heeft zo'n product een economische relatie met de rest van de locale economie. Streekproducten worden ambachtelijk bereid, er steekt daarom meer arbeid in en levert een hoge toegevoegde waarde voor de streek. Ook is volgens Soldaat van belang hoe het streekproduct "institutioneel" is geborgd. Voorbeeld: iedereen weet wat Eko is. Als er Eko op een product staat, weet je wat je koopt. Van streekproducten weten we niet of nauwelijks welke eigenschappen het heeft. Er zijn 92 Europese verordeningen waarin dat is uitgelegd. Uit Nederland kwamen maar een paar aanvragen voor bescherming van een streekproduct. Uit andere landen honderden. Nederland wijst al snel op Europa en waarom bepaalde bereidingswijzen niet zouden mogen. Maar, zo stelt Soldaat, wanneer het gaat om streekproducten valt het gewoon onder een WTO-beding.
Dan is er nog de relatie tussen streekproducten en duurzaamheid. Zelf vind ik deze heel lastig. Het ligt voor de hand om te denken dat bij streekproducten de CO2-uitstoot laag is, maar dat is nog maar de vraag. Het kan zijn dat vanwege de efficiëntie een product uit Spanje minder CO2 uitstoot dan een product dat je hier om de hoek haalt. Als je de eigen grondstoffen, zoals veevoer, binnen het gebied verbouwd, wordt het al wat geloofwaardiger. Ook wordt er gezegd: een streekproduct is extensievere productie. Het heeft te maken met natuurlijke omstandigheden, gebruik van de biodiversiteit, lokale rassen. Dit laatste begint hier weer te komen met zeldzame huisdierrassen.

De lijst van tien onderscheidende punten kan wellicht uitgebouwd worden. De vraag blijft: Waarom kan dit in Nederland niet? Het antwoord luidt simpelweg: We scoren niet genoeg op deze tien punten. In Nederland vond ik op een streekmarkt kaas met pizzakruiden, limousinevlees, etc. In Italië gebruiken ze in de streek Parma echt geen andere kaas. In Leiden weten ze niet wat Leidse kaas is.
Ander item is voedselhygiëne. Streekproducten bevatten bijvoorbeeld rauwe melk. Rauwmelkse kaas mag nog net, maar volgens de Europese regels eigenlijk niet. De autoriteiten zien dit het liefst verboden. Maar in de EU-verordening 852, artikel 13 uit 2004 staat dat juist voor dit soort producten een uitzondering geldt.
Ook kan het product worden versterkt door de verbinding met de regio te maken en het product te vermarkten binnen een gebied. "Maar het belangrijkste vindt ik dat er duidelijkheid moet zijn over wat streekproducten zijn. Dan kun je ketens opbouwen en jezelf als groep presenteren. In Nederland is het een ratjetoe. Misschien is het iets voor de SP om Den Haag te motiveren daar eindelijk eens werk van te maken", aldus Bart Soldaat.
Vanuit de zaal vraagt Edwin Michels hoe belangrijk het is dat we in Nederland geen eetcultuur hebben? Als we kijken naar waar we als consument op besparen dan staat eten in Nederland op één. In België is dat een van de laatste items. Soldaat: "Dat is wat ik bedoel als ik zeg dat we producten in de buurt moeten afzetten. Daarbij hoort inderdaad een eetcultuur. Die moet je ontwikkelen. Slowfood is daar hard mee bezig. Vanuit de stad komen initiatieven, maar er is nog een lange weg te gaan. We kunnen wel vragen aan Den Haag om ons te helpen met een promocampagne zoals ze dat gedaan hebben met biologisch. Maar de vraag naar streekproducten is stabiel gebleven, tegen de crisis in. Dus er is een bepaalde groep die er behoefte aan heeft".
Riky Schut stelt dat de boeren te weinig kans hebben gekregen iets aan natuurbeheer te doen. Veel grond is naar Staatsbosbeheer en Limburgs Landschap gegaan. Daar grazen Galloways. Waarom geen MRIJ (een regionaal runddier)? Soldaat: "Dit begint gelukkig te veranderen. In de Krimpenerwaard (waar Soldaat vandaan komt) speelt dit ook. Daar moet ook landbouwgrond terug naar de natuur. Eerst moeten de boeren weg, vervolgens gaan natuurbeheerders boeren bellen en om koeien vragen. Veeboeren zijn dit moe en gaan het zelf doen.
Op de opmerking van Soldaat dat in Nederland exportkwaliteit eerste kwaliteit is, reageert iemand vanuit de zaal dat hij niewt weet hoe het wat de kwaliteit betreft met streekproducten zit. Hij zegt bij een lokale winkel, Trostomaatje in Horst, komkommers te hebben gekocht uit Horst. Hij zei nog nooit zo'n slechte komkommers te hebben gegeten. Dus er moet bij streekproducten wel naar kwaliteit gekeken worden. Soldaat: "Inderdaad. De smaak telt voor helft mee".
Vanuit de zaal vraagt Bea Geurts, zelf biologisch producent hoe "Streekproducten" samenhangen met kleinschaligheid. "Hoe kun je er aan verdienen als het klein blijft? Als er alleen in Leiden afzet is voor Leidse kaas, is de markt klein. Als het bulk wordt, wordt het niet meer ervaren als streekproduct. Wij eten hier asperges, maar niemand heeft in de gaten dat het een streekproduct is, omdat het grootschalig is. Maar dat moet om er iets aan te verdienen. Hetzelfde geldt voor deze bessensap" (gedoeld wordt op de bessensap, die bij de maaltijden geserveerd wordt). Soldaat: "Stel, iemand haalt een vracht bessen uit Polen en verpest de markt door ze te verkopen als Limburgse. Wat doet u? En als ik dan ook nog zeg dat het de helft kost, dan is keuze snel gemaakt. Dit soort dingen gebeurt veel. De een vertelt iets, de ander ook, ik weet niet meer wat waar is, dus kijk ik maar naar de prijs. Hetzelfde hebben we met biologisch meegemaakt. Er werd al snel gezegd: wat wij maken is ook natuurlijk. Zo werden producent en consument genept. Toen kwam er een keurmerk. En nu begint Bio interessant te worden. Dus de vraag is: hoe schermen we dat af. Ik kom gewoon op boerderij bessen halen. Dan is de relatie één op één. Maar dat is niet voor iedereen weggelegd. Dus moet er iets worden georganiseerd'.
Iemand anders vraagt: "Hoe heeft het zich ontwikkeld? Hoe was het twintig jaar terug en hoe nu?" Soldaat: "Het heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Er zijn ambassadeurs zoals Johny Boer. Overheidsbeleid en landbouworganisaties steken ook in op dit thema. Het is zoals John Verhoijsen zei: vroeger kwam het vooral voor bij mensen die het wilden uitzingen tot ze hun bedrijf stopten. Nu niet meer. Nu is het tijd het pionieren achter ons te laten. Het wordt tijd om het professioneel te organiseren".

SP-kamerlid Hugo Polderman
Hugo Polderman, woordvoerder natuur- en landschapsbeheer en visserij, ging in op de tendens in het beleid dat niet in de richting gaat van streekproducten. Verburg maakt zich daar niet hard voor. De mainstream is grootschaligheid. "Verburg ziet boeren als ondernemers. De woordvoerder van de LLTB zegt dat ook. Er is niks mis met ondernemers, maar er wordt te makkelijk gezegd: je moet een goede manager zijn. Maar als het over streekproducten gaat moet je vooral vakman zijn. En misschien botst het wel, ondernemer en vakman", aldus Polderman. "Verburg", zo gaat hij verder, "ziet bulk als voorname grote stroom, vervolgens komen landschapsbeheer en groene stromen. Ik ben daar niet gelukkig mee. We hebt dan immers twee soorten boeren: grote boeren met productie en die met groene diensten. Ik vraag me af of die tweede groep het op die manier vol kan houden. Als het een niche blijft wat er wel aardig bij hangt, wat wil je dan? Dat soort nevenactiviteiten in kleine gebieden, die interessant zijn voor toeristen? Ik denk juist dat grote gebieden interessant moeten zijn voor toeristen. Boeren zeggen terecht: we moeten een eerlijke prijs krijgen. De melkveehouders die actie voeren hebben gelijk. Het kan zo niet doorgaan. De boodschap is: we willen dat de overheid meer reguleert. Het beleid van Fischer Boel is: de markt moet zijn werk doen, dan komt het wel goed.
Ik geloof er niks van. Het landbouwbeleid is na de oorlog ingevoerd tegen honger, daarna ontstonden de melkplassen. Dus van twee kanten werd de melkprijs geregeld: er mocht geen tekort ontstaan, maar ook geen overproductie. Dat moeten we nu ineens loslaten, de markt moet zijn werk doen. En dan krijgen we dus waar we nu getuige van zijn. De megastallen zoals in Horst. Ik zou graag zien dat de LLTB zegt: de bonden als de NMV hebben het nog niet zo slecht gezien".
Pratend over streekproducten, wijst Polderman op de kokkels uit de wadden en mosselen uit Zeeland. Die gaan allemaal naar Parijs. Kokkels zijn niet te koop in Nederland, misschien alleen in een exclusief restaurant. Dus de cultuur ontbreekt in Nederland, aldus het kamerlid van de SP. "Ik denkt dat dat komt door de manier waarop de landbouw is georganiseerd. We produceren nu eenmaal veel voor de wereldmarkt. We moeten meer waardering krijgen voor voedsel en meer voor producten uit de regio. Als SP zijn we ervan van overtuigd dat we ons meer moeten richten op regionale voedselproductie en niet alleen op de productie waardoor landbouw in de derde wereld moeilijk gemaakt wordt. Voedselproductie moet daar zijn waar de consumptie is. West-Europa is dichtbevolkt, dus er zijn consumenten genoeg voor een regionalere landbouw. Ik denk aan een verbinding tussen boeren, consumenten en het milieu. Vandaar dat de SP is begonnen met het platform Aarde Boer Consument. En daarom is deze avond ook zo belangrijk. Kinderen moeten leren dat melk van de koe komt en de aardappel uit de grond. Dat is iets waar we hard aan moeten werken en waar de SP al jaren aan werkt".
Vraag uit de zaal: "Wat is uw band met de sector? Wat is uw achtergrond? En ik mis de euro's in uw verhaal".
Antwoord van Polderman: "Ik ben al heel lang op bestuurlijk gebied betrokken bij de productie. In de Kamer hou ik me bezig met landschappelijke ontwikkeling en de relatie tussen platteland en stad. Ik heb absoluut geen agrarische achtergrond. En als het over euro's gaat, zie je dat er weinig waardering is voor ons voedsel. Wat we nu besteden aan voedsel is gelijk aan het bedrag dat we in de jaren vijftig besteedden. Dat geeft te denken. Als je ziet wat er wordt weggegooid en als je ziet wat een problemen de maatschappij heeft met dikke tieners, dan zie je dat er iets niet goed zit. Daar moeten we aan sleutelen. Aan de bereidheid om iets te betalen voor een goed product. Ik denk dat ik als politicus niet moet zeggen dat we meer moet betalen. Maar ik denk dat het wel nodig is.
Vraag uit de zaal: "Hoe kijkt u tegen de producent aan?" Hugo Polderman: "Ik sta achter boeren die zeggen: ik kan niet produceren voor prijzen onder de kostprijs. Van welke sector wordt gevraagd te produceren onder de kostprijs?" Dat is ook de reden dat hij de acties van de melkveehouderijen steunt.
André Vollenberg, voorzitter van Behoud de Parel en zelf biologisch tuinder wijst er op dat het landbouwbeleid is ingezet op kwantiteit. Dus op nog meer produceren. "De kwaliteit is uit het oog verloren. We zien dat ook het landschap is afgetakeld. Die beleving is er in Italië wel".
Een levendige discussie ontstaat over de acties van de melkveehouders. iemand roept: "Tomaten gaan van hier naar Italië, omdat daar geen goede tomaten geteeld worden. Het is de macht van de supermarkten die de productie bepaald. Daarom ben ik tegen melkdumpen'. Een ander stelt: "Het is inderdaad de macht van de supermarkten. Daarom is dat melkdumpen juist een goede actie"Weer een ander zegt: "De markt moet zijn werk doen, anders is het ondernemerschap weg". Riky Schut, zelf met haar man jaren aan de slag geweest op een gemengd bedrijf stelt dat melkveehouders altijd zijn gesubsidieerd. "Nu is de prijs gedaald, dat ligt aan de 2 procent quotumverruiming. Het is jammer dat de quotering afgeschaft wordt. Als dat in 2015 werkelijk doorgaat, zullen velen zeggen: het is jammer, want tijdens de quotering hebben we goede prijzen gehad". waarna discussie volgt over de melkprijs en het quotum versus vrije markt.

Gerard Titulaer
Gerard Titulaer is initiatiefnemer van de Gebiedscoöperatie Oregional, Regio Rijn/Maas. Hij legt het project "grenzeloos vermarkten" uit aan de hand van een powerpointpresentatie (zie bijlage). "We werken samen met Duitse collega's om tot de gebiedscoöperatie Oregional te komen. 150 tot 200 ondernemers zijn hierbij betrokken. Er wordt een nadrukkelijke keuze gemaakt voor regionale landbouw in plaats van mondiale landbouw". In zijn powerpointpresentatie laat hij zien dat het gemiddeld rendement op het eigen vermogen bij primaire zuivelproducenten in 2008 slechts 0,5% bedroeg. Nu ligt dat er zelfs onder! Bij andere primaire sectoren ligt dit ook beneden nul. Alleen de verwerking en de retail draaien een positief rendement op het eigen vermogen. Titulaer benadrukt dat het voor de hand ligt wat er gaat gebeuren met dat halve procentje positief rendement dat melkveehouders nu behalen, wanneer de quotering straks wordt afgeschaft.
Oregional - zo stelt Gerard Titulaer - wil naar een korte keten. De supermarkt wordt overgeslagen. Er wordt rechtstreeks gecommuniceerd met de consument. Oregional maakt onderscheid in kwaliteit. Nadruk ligt op smaakvol. Consumenten bevinden zich in een gebied met een straal van 40 km rond Nijmegen. Doelen zijn: stad en land verbinden, duurzame productie, een korte keten, een eerlijke prijs voor de consument en gezonde producten. Eenderde van de CO2-uitstoot heeft met voedsel te maken. "Bij een regionaal product kunnen we 20 procent besparen". Producten krijgen een gebiedslabel met de naam van de ondernemer. Er komt een kwaliteitssysteem met een puntensysteem. Een ondernemer kan groene punten krijgen voor verschillende duurzame activiteiten. De stand van zaken op dit moment: In januari 2010 worden de coöperaties formeel opgericht. Volgend jaar volgt een webwinkel. Er is een pilot geweest in de Maaskliniek.
Vanuit de zaal wordt opgemerkt dat Verhoijsen van de LLTB stelde dat "streekproducten" een nichemarkt is. is Titua;laer van mening dat het een nichemarkt blijft? Gerard Titulaer: "Wij willen groeien van 1 naar 5 miljoen omzet. We beginnen met 20 ondernemers. Na vijf jaar kunnen er 150 leveren. We beginnen in Nijmegen, daar is het meeste onderzoek uitgevoerd. Vervolgens gaan we uitbreiden naar de stadsregio Arnhem-Nijmegen. Later volgen misschien Oss, Helmond en Venlo. Door krachten te bundelen kunnen we een sterk verhaal maken".
Iemand vraagt: "Hoe ver zijn jullie? Zijn er bijvoorbeeld eisen over diervoer?"Titulaer: "Dat bouwen we op. Voorwaarde in het eerste jaar is dat het product in elk geval uit de streek komt. Er zijn al boeren bezig met eigen voerproductie, maar we gaan eerst kijken wat we kunnen realiseren en wat we afnemers kunnen bieden. Daar hebben we uitvoerig mee gesproken. Omschakelen naar biologisch kost drie jaar. Dus dit moet ook stapsgewijs gebeuren.
Iemand anders zegt: "Ik denk niet dat de hele regio gevoed kan worden met deze hectares. Antwoord van Gerard Titulaer: "Rudy Rabinge (Hoogleraar duurzame ontwikkeling aan de WUR en oud-PvdA-politicus) zegt: we produceren eens zoveel dan we consumeren. Dus tegen de tijd dat we vastlopen qua volume, zitten we met een luxeprobleem. Wij zeggen: verkoop schaarste. Je kunt beter net iets te weinig leveren".
Een andere vraag: "Zijn er voorbeelden van andere regio's?"Antwoord: "Wij pakken het hele pakket aan, vanaf natuurbeheer en verbinden dat aan de productie. Het lijstje van Bart Soldaat zit keurig in onze aanpak. Wij gaan zelfs verder. We proberen dus te leren van vernieuwingstrajecten in het verleden en we kijken rond in Italië, Zuid-Duitsland, etc. We zijn met een leertraject bezig. Maar we zullen altijd moeten bijsturen. Uit de pilot in de Maaskliniek blijkt dat we financieel binnen de marges zitten".
Gonny Philipsen, zelf kaasboerin, vraagt: "Overschat je de bezorgkosten niet, als mensen kleine beetjes bestellen? Gerard Titulaer antwoordt: "Wij stimuleren dat er geen kleine beetjes worden besteld en bieden daarom een volledig assortiment. Inclusief koffie en wasmiddelen. Van producten die niet uit de regio komen, verlangen we wel dat ze in meer of mindere mate duurzaam zijn".
In reactie daarop stelt Ton Besouw, bestuurder van de LLTB en gemeenteraadskandidaat voor het CDA bij de verkiezingen in Horst aan de Maas: "Wij hadden bij het project "Goed erfgoed" 80 procent van wat u vertelt binnen een project. Dat project is een stille dood gestorven. Ik denk dat dit idee te veel subsidie vergt. Ik zeg: geef de subsidie liever aan de primaire sector, want dit blijft maar een niche. reactie van Gerard Titulaer: "Wij hebben er vertrouwen in dat hier een markt voor is. We beginnen met instellingen om meteen volumes te leveren".

Michael van Rengs
Michael van Rengs, voorzitter van de SP in de gemeenteraad van Horst aan de Maas, vertelt over zijn vader en het pluimveebedrijf waar hij opgroeide. Bedrijven als dat van zijn vader hebben geholpen aan de ontwikkeling van Noord Limburg tot wat het nu is. Landbouw, toerisme en natuur moeten in balans blijven. De afgelopen jaren is de open ruimte onder druk komen te staan. Bij het maken van goede bestemmingsplannen liggen er twee keuzes: een verdere intensivering, of juist extensiever produceren, verbreden en verduurzamen. De reconstructie biedt volop kansen voor gezinsbedrijven om een goede boterham te verdienen. De doelstellingen van de reconstructie zijn niet gehaald. Dat biedt kansen voor de gemeente - en de SP bepleit dat - om te werken aan een duurzame landbouw. Inzetten op grootschaligheid - zoals het huidige CDA-PvdA-college doet - is de verkeerde koers. Het ondersteunen van gezinsbedrijven moet worden gesteund. De SP wil bestaande bedrijven de ruimte bieden en streeft naar 150 tot 200 NGE maximaal.

"Waar bedrijven onvoldoende inkomen kunnen halen, moet de gemeente actief mee zoeken naar verbreding. Uitstoot van ammoniak, stank en stof dienen we te minimaliseren. Deze bedrijven kunnen we vestigen op industrieterreinen en zo voldoen aan de richtlijnen en er moet handhavend opgetreden worden.
De SP stelt een herwaardering van de productie van boer en tuinder voor. Het moet meer richting biologische landbouw en regionale productie. Meer naar het verbeteren van de inrichting van het landschappelijk gebied. Naar biodiversiteit, rust, ruimte en kleinschalige landschapselementen. Industrialisering van de landbouw moeten we tegengaan en de uitstroom van boerenbedrijven stoppen. Maar eerst moeten we alles in kaart brengen: alle bedrijven, het inkomen dat wordt behaald, etc. We hopen dat we hierin met de LLTB kunnen samenwerken. We moeten werken aan een coöperatieve samenwerking met partners, zoals in Nijmegen en samenwerken met consument en burger. We blijven insteken op natuur en open gebieden. Mensen leven samen met de natuur. Het open karakter van het landschap in Horst aan de Maas is van belang. Onze gemeente is zoals ze is dankzij onze gezinsbedrijven. Het verhaal over de drie p's - People, Planet, Profit - is al veel aangehaald. Maar People en Planet komen pas als de Profit binnen is. Dit moet anders.

Vanuit de SP gezien waren de inleidingen van de verschillende sprekers een bevestiging van het idee dat het goed is om met een diversiteit aan land- en tuinbouwproducten regionaal op boerderijschaal, met goede prijzen, duurzaamheid en een bijdrage aan een aantrekkelijk landschap in de nieuwe gemeente Horst aan de Maas-Sevenum en landelijk aan de slag te gaan.

Hieronder de bijdragen van de inleiders:

U bent hier