Schimmenspel rond Californië
Schimmenspel rond Californië
De afgelopen maanden is er in Horst aan de Maas stevig gediscussieerd over tuinbouwgebied Californië, de rol van gedeputeerde Driessen en de ruimte die Californië BV kreeg bij het opstellen van het bestemmingsplan voor het gebied. Tijdens een aantal discussies over dit onderwerp ging het college van burgemeester en wethouders niet in op vragen van de SP. Daarom heeft de SP enkele weken geleden een aantal schriftelijke vragen aan het college gesteld. Inmiddels heeft het college op de brief van de SP geantwoord. In haar reactie geeft het college aan dat er niets aan de hand is en dat het college goed heeft gehandeld. Wederom wordt er niet ingegaan op de vragen van de SP.
In de hele discussie over Californië worden vragen over de manier waarop Californië BV is georganiseerd en de mogelijke invloed die dit bedrijf binnen de gemeentelijke organisatie heeft stelselmatig ontweken. De SP-fractie heeft het college schriftelijk laten weten dat de SP voor donderdag 7 juni een fatsoenlijk antwoord wil op haar vragen.
Wanneer antwoord uitblijft dan worden er andere middelen gezocht om antwoord te krijgen op de vragen. Want het is van belang dat duidelijk wordt of bedrijven invloed hebben op democratische processen en of het college dit wil bestrijden.
De SP brief van 10 mei:
Geacht college,
Op dinsdag 8 mei is door de gemeenteraad gesproken over de vraag of de gemeente Horst aan de Maas in strafrechtelijke zin betrokken is geweest bij misstanden rondom de aankoop van gronden binnen projectgebied Californië. De fractie van de SP had een aantal vragen over de ruimte die Californië BV kreeg bij het invulling van het bestemmingsplan in het plangebied. Aangezien deze vragen niet zijn beantwoord, stellen wij ze schriftelijk.
- Kon een ondernemer (de directeur van Californië BV) in de voorbereidende fase van het bestemmingsplan directe invloed uitoefenen op de verdere invulling van dit plan. Zo ja, dan is dat een kwalijke zaak. Het opstellen van een bestemmingplan moet wat onze fractie gebeuren door een democratisch gekozen bestuur.
- Is het gebruikelijk in onze gemeente dat ondernemers op deze wijze invloed hebben op het bestemmingplan?
- Is het college van mening dat deze werkwijze juist is?
Uit de onderzoeken en de gespreksverslagen blijkt dat de lijnen tussen Californië BV en de gemeente erg kort zijn. Een treffend voorbeeld is de uitspraak van de directeur van Californië BV waarin hij het heeft over ‘mijn bestemmingsplan’. Formeel is Horst aan de Maas alleen aandeelhouder van Californië. Het is de vraag hoe gerechtvaardigd het is dat Californië BV in deze mate invloed uit kan en mag oefenen op het gemeentelijke beleid.
- Op welke wijze is er interactie geweest tussen enerzijds de gemeentelijke organisatie en anderzijds Californië BV bij het uitwerken van bestemmingsplan Californië?
Onze fractie vindt het niet kunnen dat bedrijven direct invloed uit kunnen oefenen op een bestemmingsplan.
Bij het vaststellen van bestemmingsplannen dienen planologische argumenten/overwegingen bepalend te zijn. Daarbij dient het gemeentebestuur de hoeder te zijn van allereerst het “algemeen belang” en in dat kader steeds bij alle (planologische) belangen afwegingen te maken, waarbij het “algemeen belang” vooraf is geformuleerd in een toetskader dat geaccordeerd is door de raad.
Is het college het hiermee eens? Op welke manier heeft ze daar tot nu toe waarborgen voor ingebouwd? En indien die waarborgen er niet – aantoonbaar – zijn, op welke wijze en met welke maatregelen gaat ze die waarborgen alsnog treffen?
Wij verzoeken u om onze vragen binnen drie weken schriftelijk te beantwoorden.
Met vriendelijke groet,
Namens de fractie van de SP,
Thijs Coppus
Het antwoord van B&W:
Geachte heer Coppus,
Wij hebben uw brief ontvangen, waarbij u vragen stelt over Californië BV in relatie tot het bestemmingsplan buitengebied. Voor de beantwoording van uw vragen verwijzen wij naar het gestelde in de bij u in bezit zijnde rapportages omtrent de gang van zaken. Uit het rapport van Holland van Gijzen blijkt dat de gemeente Horst aan de Maas en haar bestuursorganen op goede objectieve planologische gronden de bestemmingsplan- en vrijstellingsprocedures heeft gevoerd. In het rapport van de heer Sackers is aangegeven dat bij de besluitvorming omtrent het bestemmingsplan uit de stukken niet blijkt dat de gemeente anders met haar bevoegdheden is omgegaan, dan de wettelijke kaders haar toestaan.
Wij nemen aan dat uw vragen hierbij voldoende zijn beantwoord
- Zie ook:
- Landbouw