h

Kinderbrillen zijn voor veel ouders te duur

27 september 2024

Kinderbrillen zijn voor veel ouders te duur

Foto: Paul Geurts / SP Horst aan de Maas

De zorgen met betrekking tot de toename van bijziendheid – met name bij kinderen – groeien. In Nederland is nu één op de vijf kinderen tussen de 5 en 19 jaar oud bijziend. De voornaamste  oorzaak: het intensieve gebruik van smartphones en tablets door kinderen. Te lang naar iets kijken wat dichtbij is, zorgt ervoor dat ogen achteruit gaan. Als kinderen meer in daglicht buiten spelen, trainen ze ook het veraf kijken en zo worden de oogbollen niet te lang. Kinderen blijven hierdoor scherper zien. Het comité Nationaal ZorgFonds Horst aan de Maas heeft in 2022 onderzoek gedaan naar preventie met betrekking tot oogaandoeningen. In dat kader voerde de SP gesprekken met onder andere Professor dr. Caroline Klaver (Erasmus Medisch Centrum) en Marieke Vullings, ambtenaar van de gemeente Horst aan de Maas, onder andere verantwoordelijk voor het beleid met betrekking tot speeltuintjes.

In het gesprek met Professor Klaver werd duidelijk dat kinderen van ouders met een smalle beurs extra veel kans lopen op bijziendheid en – in hun latere leven – met andere ernstige oogaandoeningen. En 26 september 2024 ging het Tv-programma EenVandaag in op de kosten van een kinderbril. Zij stelden vast dat steeds meer kinderen een bril nodig hebben, maar dat veel ouders die niet meer kunnen betalen.

Preventie met name van belang voor mensen met smalle beurs
In een eerder door het comité Nationaal ZorgFonds Horst aan de Maas verricht onderzoek naar preventieve mondzorg werd de conclusie getrokken dat ook mondzorg (o.a. tandarts) opgenomen dient te worden in de basisverzekering. Dinsdag 18 mei 2021 bood Hans Hagens namens het Comité het onderzoekrapport aan aan het College van B&W en de gemeenteraad van Horst aan de Maas. Door tijdig aandacht te hebben voor mondzorg worden problemen met onder andere het gebit voorkomen.

Het vervolgonderzoek van het Comité NZF Horst aan de Maas richtte zich op preventie van oogaandoeningen. In het interview van leden van het Comité met Caroline Klaver, oogarts en epidemioloog van Erasmus MC, vertelde zij dat mensen een bril zélf moeten betalen en daarom (zeker bij een lager inkomen) terughoudend zijn in het laten onderzoeken van de ogen. Daarbij  merkte zij op dat de oogmetingen bij de “ketens” niet altijd even goed zijn en dat brillen vaak (incl. de glazen) minder goedkoop zijn als ze werkelijk zouden kunnen zijn. Tussen de ketens onderling bestaan afspraken, zodat de brilverkoop lucratief blijft en dat is ook de verklaring waarom er zoveel winkels (van diverse ketens) in de winkelcentra zijn, ook in Horst aan de Maas.

Bril geen luxeproduct
Oogarts Van Nispen, die in de documentaire van Een Vandaag (zie hieronder) aan het woord komt, schat dat er 28.000 kinderen geen toegang hebben tot een bril vanwege geldproblemen in het gezin. "En dat is een zorgwekkende ontwikkeling", vindt ze. "Of het kind heeft wel een bril, maar eentje die niet meer voldoet. Want als je in de groei bent, dan heb je vaker een andere sterkte nodig, of een ander montuur, omdat je hoofd groter is geworden."  Als voorzitter van de Stichting Vision 2020 houdt Van Nispen zich bezig met het voorkomen van vermijdbare blindheid en slechtziendheid en daarom doet zij samen met andere oogzorgorganisaties een oproep aan de minister. "Wij vinden dat de kinderbril terug moet in de basisverzekering. Want een bril is geen luxeproduct."

In haar interview met het Comité NZF stelde professor Klaver dat het op zich gemakkelijk is om via de huisarts doorverwezen te worden naar de oogarts en daar komen geen kosten bij kijken, want de zorgverzekeraar vergoedt die kosten. Dat zit dus wel in het basispakket. Verder is de intake bij de opticien gratis en ook zij kunnen bijvoorbeeld een kind tijdig doorsturen naar een oogarts. De kosten zitten volgens Klaver niet zo zeer in het medisch onderzoek en eventueel de glazen die (gedeeltelijk) vergoed worden, maar vooral in de aanschaf van een bril, die eventueel een drempel vormen om oogonderzoek te laten doen. “Hulpmiddelen” (als een bril) worden immers niet vergoed.

Volgens Van Nispen heeft 'niet goed kunnen zien' grote gevolgen. Zo kun je niet meekomen in de klas en dat zou ook op de lange termijn kunnen betekenen dat je minder kansen hebt op de arbeidsmarkt, zegt de hoogleraar. "Wat we ook zien is dat kinderen soms onterecht de diagnose dyslexie krijgen, terwijl het echte probleem is dat ze niet goed zien." Klaver wijst er op dat in de jeugd ontstane bijziendheid op latere leeftijd kan leiden tot een verhoogd risico op glaucoom, netvliesloslating en myopische maculopathie, wat op zijn beurt kan leiden tot blindheid. Vanuit het Erasmus Medisch Centrum verricht Klaver onderzoek naar deze aandoeningen.

Buiten spelen
Het is volgens professor Klaver van groot belang dat meer tijd buitenshuis doorgebracht wordt tijdens de kindertijd om zo het risico op het ontwikkelen van bijziendheid te verlagen en de progressie van bijziendheid te vertragen. Er zijn solide aanwijzingen dat blootstelling aan helderder licht het risico op bijziendheid kan verminderen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), die de toenemende schermtijd als een van de grote gevaren in onze maatschappij beschouwt, adviseert kinderen hooguit een uur per dag schermtijd te geven. Door Klaver wordt gewezen op de zogenaamde 20-20-20 regel om bijziendheid te voorkomen, die is bedacht door een groep oogartsen. Het is een simpele regel: 20 minuten werken achter een beeldscherm, 20 seconden pauze door te kijken naar een object op minimaal 20 voet afstand (20 voet is gelijk aan 6 meter). Dit geldt voor beeldschermwerk, op de telefoon of tablet kijken en zelfs als je een boek aan het lezen bent. Lees hier het verhaal van Professor Caroline Klaver op de site van het Oogfonds.

Op basis van het advies van professor Klaver is het Comité NZF Horst aan de Maas in gesprek gegaan met Marieke Vullings, medewerker Groen, beheerder speeltuinen (onderhoud en vervanging) en begeleider van inwoners van de gemeente bij initiatieven in de open ruimte. Zij vertelt dat de gemeente Horst aan de Maas veel aandacht heeft voor buiten spelen. Daarbij wijst ze op de notitie “Jong en lekker in je vel”. Bij elk nieuwbouwproject wordt speelgelegenheid ingepland: binnen 300 tot 500 meter dient in speelgelegenheid voorzien te worden. Op het moment dat het gesprek met Vullings plaats vond (oktober 2022) was men bijvoorbeeld bezig met de aanleg van een speeltuintje in de Afhang (nabij de wadi). En B&W heeft ook besloten spelen in de natuur verder te faciliteren, wat terug te vinden is in de notitie “Natuurlijke speelaanleidingen”. Voorbeeld is het Blakterbeekpark, een initiatief van de Groengroep in Sevenum. Verder meldt Marieke Vullings dat de gemeente het plan heeft om elk jaar een “buitenspeeldag” plaats te laten vinden, waarmee het belang van buiten spelen onder de aandacht van de ouders moet worden gebracht. Bijvoorbeeld door het organiseren van een speurtocht langs speeltuinen. Daarbij kunnen wellicht ook preventieve elementen in meegenomen worden, aldus Vullings.

Op basis van de informatie van Marieke Vullings heeft het Comité geconcludeerd dat de gemeente voldoende aandacht besteedt aan buiten spelen en besloten richting gemeente geen verdere actie te ondernemen.

U bent hier